zomer 1998
Voor een reis naar Suriname moesten wij een visum aanvragen. Dit kon toendertijd in Amsterdam bij de ambassade van Suriname. Het is niet mogelijk om je paspoort op te sturen; je moet zelf in levende lijve aanwezig zijn. Dit kost je dus minstens een halve dag maar dan ben je alvast gewend aan het tempo in het Caribische gebied. Als je in Suriname bent en je blijft langer dan een week dan behoor je je paspoort te laten stempelen; bij de vreemdelingendienst. Je hebt dan, naast je paspoort, twee pasfoto’s en een bewijs dat je registratiebelasting(?) hebt betaald nodig. Van mensen die uren bezig waren geweest om op het havenkantoor zo’n stempel te krijgen begrepen we, dat het zonde van de tijd zou zijn en we wilden de gok wel wagen om zonder stempels weer te vertrekken. Dat is ons inderdaad gelukt, hoewel de douanier onze complete handbagage 3x heeft nagekeken. Naar stempels werd niet gevraagd.
In Suriname zijn we op vier verschillende plaatsen geweest. Het is een geweldig mooi land met ontzettend aardige mensen. De beste tijd hebben wij in de binnenlanden doorgebracht.
Eerst bij de indianen aan de Palumeu rivier, daarna in Awarradam op een klein eilandje in een snel stromende rivier en vervolgens in Kumalu. Ook dit is een eiland vlakbij een kruising tussen twee rivieren en een mooie waterval. Kumalu is van de bovenstaande dorpen het dichtstbevolkt.
Aan het begin en het eind van onze reis zijn we in Paramaribo geweest.